Voor omwonenden moet het een doorn in het oog zijn: een groot bouwval midden in Stad ter plaatse waar de nieuwe Kattenbrug aangelegd zou worden.  De hoogste bestuursrechter heeft de bouw van deze brug kortgeleden stilgelegd omdat de vergunning niet in orde was. In de media is inmiddels veel geschreven over deze kwestie en ik heb hier veel vragen over gekregen. In deze blog zal ik daarom een poging wagen om in begrijpelijke taal uit te leggen hoe de (juridische) vork in de steel zit.  

De vergunning

De nieuwe Kattenbrug wordt gebouwd in opdracht van de gemeente Groningen. Voor de bouw van de nieuwe brug heeft het college van B&W aan de gemeente een vergunning verleend. Dit lijkt alsof de gemeente een vergunning verleend heeft aan zichzelf en in feite is dit ook het geval, maar dit neemt niet weg dat tegen de vergunning kan worden opgekomen, zoals ook is gebeurd.

Alle omwonenden die directe gevolgen van het bouwplan ondervinden kunnen tegen de vergunning bezwaar maken. Zolang de bezwaartermijn loopt is de vergunning niet definitief omdat in dat geval een kans bestaat dat de vergunning alsnog wordt ingetrokken of vernietigd.

Het brengt risico’s met zich als de vergunninghouder (hier: de gemeente) gaat bouwen terwijl tegen de vergunning een procedure aanhangig is.  Mocht de vergunning alsnog sneuvelen in de procedure dan kan dit mogelijk betekenen dat de uitgevoerde werkzaamheden door de vergunninghouder ongedaan gemaakt moeten worden. De kosten hiervan komen voor de rekening van de vergunninghouder, oftewel “wie bouwt, rouwt”.

Tegelijkertijd kan het wachten op het definitief einde van de procedure soms heel lang duren. Tegen de vergunning staat bezwaar open, tegen de beslissing op bezwaar kan beroep worden ingediend bij de rechtbank en de tegen de uitspraak van de rechtbank staat weer hoger beroep open. De vergunninghouder moet daarom soms wel drie jaar wachten op een definitieve vergunning. De verleiding om te beginnen met de bouw is dan ook groot. In het geval van de nieuwe Kattenbrug heeft de gemeente de verleiding niet kunnen weerstaan en is besloten dat de bouw van de brug kon beginnen ondanks de mogelijkheid dat hoger beroep zal worden ingesteld. Welke omstandigheden ten grondslag hebben gelegen aan deze afweging is mij niet bekend. Ik vermoed wel dat het oordeel van de rechtbank – waarover hierna meer – hier een grote rol in heeft gespeeld.

 De procedure

Tegen de vergunning is dus bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is ongegrond verklaard waarna door de bezwaarde beroep is ingediend bij de rechtbank. In deze procedure is aangevoerd dat de vergunning in strijd was met de regels van het bestemmingsplan.  In het bestemmingsplan is namelijk niet voorzien in de aantekening “verkeer” op de plaats waar de nieuwe brug moet komen.  Ter plaatse van de brug is uitsluitend de bestemming “water” ingetekend en deze bestemming staat geen verkeersbrug toe.

De rechtbank vond echter niet dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan. Wel was de rechtbank van oordeel dat in de vergunning hier ten onrechte niets over is opgeschreven zodat onvoldoende gemotiveerd was dat aan de regels van het bestemmingsplan was voldaan. De vergunning was gebrekkig maar niet dusdanig gebrekkig dat de bouw moest worden stopgezet, aldus de rechtbank.

Omdat de werkzaamheden ondanks de lopende procedure zijn gestart, heeft de bezwaarde de hoogste bestuursrechter verzocht de werkzaamheden stil te leggen. Een dergelijk verzoek wordt toegewezen als kan worden getwijfeld aan de juistheid van de uitspraak van de rechtbank.  Dit betreft steeds een tijdelijke maatregel die genomen wordt in afwachting van de uitkomst van de procedure.

De hoogste bestuursrechter was het niet met de rechtbank eens. De vergunning is naar het voorlopig oordeel in strijd met het bestemmingsplan en de werkzaamheden zijn daarom stilgelegd. Dit betekent echter niet dat de gemeente de uitgevoerde werkzaamheden ongedaan moet maken en dat de nieuwe brug er niet komt.  Het college kan een nieuwe vergunning afgeven zolang hierin goed wordt gemotiveerd dat de brug – ondanks dat deze in strijd is met het bestemmingsplan – er toch kan komen. De gemeenteraad kan zelfs een nieuw bestemmingsplan vaststellen, mocht dit nodig zijn.

Deze casus wordt aldus vervolgd en ik verwacht dat uit het vervolg pijnlijk duidelijk zal worden hoe lastig het is een ruimtelijke ontwikkeling blijvend tegen te houden als de vergunning eenmaal is verleend en met de bouw is begonnen. Het individueel belang verliest het vaak van het algemeen belang en overwinningen zoals hier leiden weliswaar tot uitstel maar vaak niet tot afstel omdat het huiswerk kan worden overgedaan.